Een taalontwikkelingsstoornis is een stoornis in het leren van taal. 

TaalontwikkelingDe taalontwikkeling van een kind kan vertraagd of afwijkend verlopen.
Bij een vertraagde taalontwikkeling begint een kind te laat met het leren van taal, een kind begint bijv. te laat met het maken van zinnen.
Bij een afwijkende taalontwikkeling verlopen stukjes van de taalontwikkeling anders dan normaal.
Een taalontwikkelingsstoornis kán samengaan met andere stoornissen, zoals (tijdelijke) slechthorendheid, ADHD, autisme, of een algehele ontwikkelingachterstand.
Toch is er heel vaak geen duidelijk aanwijsbare reden waarom een kind slecht spreekt.

Problemen

Taalbegrip
  • Het kind begrijpt vaak niet wat er tegen hem gezegd wordt.
  • Het kind begrijpt minder woorden dan leeftijdsgenootjes.
  • Het kind praat weinig en is soms erg stil.
 
Taalvorm
  • Het kind praat in (voor zijn leeftijd) te korte zinnen
  • Het kind maakt veel fouten in het vervoegen van werkwoorden en/of zelfstandige naamwoorden. (bijv. verleden tijd en enkelvoud- en meervoudsvormen)
  • Het kind praat vaak in 'kromme' zinnen, waarbij bijv. de woordvolgorde niet goed is.
  • Het kind praat slecht verstaanbaar(zie ook articulatieproblemen)
 
Taalinhoud
  • Het kind heeft een kleine woordenschat.
  • Het kind gebruikt veel dezelfde woorden en/ of vertelt vaak hetzelfde.
  • Het kind heeft moeite om op een woord te komen.
 
Taalgebruik
  • Het kind vertelt onsamenhangend
  • Het kind houdt geen rekening met de voorkennis van jou als luisteraar.
  • Het gaat ervan uit dat jij alles snapt wat het kind je vertelt

 

Minimum spreeknormen

  • 1 jaar 
    Veel en gevarieerd brabbelen. De variaties betreffen zowel het aantal verschillende klanken als de melodie waarop gesproken wordt.
    De klanken kunnen soms "neuzig" klinken omdat de geluiden in de neus en de mond gevormd kunnen worden. 
  • 1,5 jaar 
    Naast "papa" en "mama" nog enkele woordjes.
    De vorm van de woorden is vaak onvolledig, bijvoorbeeld: "Taat" = "paard"; "pa-pu" = "paraplu".
  • 2 jaar 
    Twee woorden combineren tot korte zinnetjes. 
    Ook nu is de woordopbouw vaak nog onvolledig.
    Bijvoorbeeld: "Kinne boem" = "de vlinder zit op de bloem"; "Fieze buiten" = "ik wil buiten fietsen".
  • 3 jaar 
    Spreken in zinnetjes van drie tot vijf woorden. 
    De opbouw van de zinnetjes wijkt nog sterk af van die van volwassenen,
    bijvoorbeeld: "Ik is recht bij de wei hardgeloopt, ikke" = "ik heb langs het weiland gerend"; "trailer is ook lampjes, blauwe" = "de trailer heeft blauwe lampjes".
    Ongeveer driekwart van wat het kind op deze leeftijd zegt, is voor anderen verstaanbaar.
  • 4 jaar 
    Spreken in eenvoudige zinnetjes met al een betere zinsopbouw. 
    Er zijn vaak nog problemen met het meervoud en de vervoegingen van het werkwoord,
    bijvoorbeeld: "Ik heb de stoel omgeslaagd"; "Dat vind ik niet beterder". 
    Ruim driekwart van wat het kind zegt is voor anderen verstaanbaar.
  • 5 jaar 
    Spreken in redelijk goedgebouwde zinnen. Soms zijn de zinnen lang.
    Het taalgebruik is vaak nog concreet.
    Bijvoorbeeld: "En toen gingen we varen met de boot, want anders kun je niet op Terschelling met vakantie".  
    Vrijwel alles wat het kind zegt, is goed te volgen.