Mensen met dyslexie hebben vaak een in aanleg zwak taalgevoel en hebbenvooral moeite met waarnemen van klanken (foneembewustzijn). Het automatiseren van willekeurige associaties (kleuren, dagen van de week) levert ook problemen op.
Dyslexie is erfelijk bepaald. Het kan zich uiten in traag en/of met veel fouten lezen.
In sommige gevallen gaat het lezen redelijk goed maar zijn er spellingsproblemen.
In groep 3 kan duidelijk worden dat een kind dyslexie heeft.
Toch kunnen er al eerder (in groep 1, 2) signalen zijn die hier op wijzen.
Als het leesproces eenmaal is gestart wordt er door scholen vaak voldoende getoetst op lees- en spellingsproblemen.
Soms komen lees – en spellingsproblemen pas in de brugklas aan het licht, wanneer vreemde talen aan bod komen.
Signalen
In de kleuterperiode
- Een kind heeft moeite met het onthouden van losse gegevens, bijvoorbeeld kleuren en namen
- Er is een spraak- en/of taalachterstand
- Het taalbewustzijn (rijmen, woorden in klankgroepen verdelen) is zwak
- Aan het eind van groep 2 kent het kind nauwelijks letters
Vanaf groep 3
- Moeite met auditieve vaardigheden (hakken en plakken) in groep 3
- Vertraging in het leesproces
- Vertraging in het spellingsproces